Jan Moekotte
Twee tijdgenotes: de een staat, de ander zit. De een komt uit Domburg, de ander uit Japan. De een imponeert als een verschijning uit een grijs verleden, de ander als kleurrijk en modern. Van de Domburgse bestaan diverse foto’s. De Japanse is slechts vereeuwigd door middel van een houtsnede uit 1933 van Nakagawa Isaku. Van de Japanse weten we niets. Van de Domburgse weten we, op grond van krantenberichten, dat ze aangeduid werd als koningin van het groene laken, als de beste biljartster ter wereld, als onze Hollandsche wereldkampioene, als biljartkunstenares. Ook al zijn de verschillen dus groot, de overeenkomst is groter. Allebei voeren ze op het biljart een stoot uit die massé genoemd wordt.
Toen ik in De Wete van oktober 2022 schreef dat de Walcherse vrouw blijkbaar niet biljart, reageerde Albertus Mellema met de vraag of ik dan Lies Schrier niet kende. Nee dus, ik had nog nooit van Lies Schrier gehoord en veel van mijn biljartvrienden evenmin. Albertus Mellema eindigde zijn e-mail met de prikkelende vraag: “Iets voor u een artikel over haar te schrijven?” Zie hier het resultaat.
Wandelstok
Op 1 december 1916 publiceerde het tijdschrift Het biljart een artikel over Lies Schrier. Ze was toen 29 jaar en een fenomeen in de door mannen gedomineerde biljartwereld. Op de vraag die de onbekende redacteur haar voorafgaand aan het artikel stelde om hem uit te leggen hoe zij toch zo goed heeft leren biljarten, stuurde ze hem prompt een brief terug. Uit die brief wordt in het artikel letterlijk geciteerd: “Daar mijn ouders op het badplaatsje Domburg een café hebben, was ik in de gelegenheid het biljarten te leeren. Toen ik pas tien jaar oud was, ben ik er al mee begonnen, tenminste, ik had een klein langwerpig tafeltje met drie elastieken ballen en een wandelstok. Dat was het eerste begin. Toen ik wat grooter werd begon ik op het biljart zelf, doch daar ik nog nauwelijks boven het biljart uitkwam, nam ik er altijd een bankje bij. Zoo maakte ik binnen betrekkelijk korten tijd goede vorderingen, ook al omdat ik iederen dag een uurtje aan het oefenen was.”
Lies leerde zichzelf dus biljarten en moet dus wel gezegend zijn geweest met buitengewoon veel aanleg. Al snel was de Walcherse man voor Lies Schrier op het biljart geen partij meer. Blijkbaar ook op liefdesgebied niet: ze is heel haar leven ongetrouwd en dus ‘mejuffrouw’ gebleven. Dat ze alleenstaand bleef had volgens Albertus Jellema, die dat heeft van dorpspraatjes, iets te maken met een erfenis of juist het verlies daarvan. Mogelijk dat ook haar non-conformistische gedrag een rol gespeeld heeft. Ze droeg weleens mannenkleren, rookte sigaren, reed paard en reed ook al heel vroeg auto. De beeldbank van de Zeeuwse Bibliotheek bezit een foto van haar, gedateerd ‘circa 1918’, waar ze in klederdracht deel uitmaakt van een naaikransje op buitenplaats Duinoord. Op die foto staan ook twee van haar zussen. Lies Schrier kijkt nogal zelfverzekerd en enigszins ondeugend. Het cryptische bijschrift vermeldt: Lies Schrier (biljartkampioene, chauffeur, wielrijdster).
Vrouwelijk biljartwonder
Lies Schrier werd professioneel biljartster en gaf demonstraties en les. Als lokale kranten in Nederland een optreden van haar aankondigden, werd dat een biljartseance genoemd. In de Vlissingse Courant van 2 december 1931 wordt zij getypeerd als “Onze Hollandsche Wereldkampioene Mej. Lies Schrier”. In Het Vaderland van 13 december 1930 is Schrier “de beste biljartster ter wereld” en het Dagblad van Noord-Brabant heeft het op 10 oktober 1924 over “Nederlands Kampioene, biljartkunstenares en het vrouwelijke biljartwonder”. In Het Vaderland van 12 december 1917 schreef W. Broese van Groenou sr. “Dezer dagen had ik het genoegen te mijnent te mogen ontvangen mw. L. Schrier die een seance op het biljart kwam geven. Den liefhebber die de keurigheid van stijl en uitvoering waardeert, is het een lust voor de oogen om te zien de waardigheid van haar hand, de gemakkelijkheid waarmee zij den toestand beheerscht en haar caramboles ziet maken. Haar vlugge perceptie en elegante coup de queue worden voor zover ik weet, maar zelden geëvenaard, laat staan overtroffen.”
Ze toerde, zo blijkt uit diverse krantenberichten, als professional door Europa en won wedstrijden in onder andere België, Frankrijk, Duitsland en Zwitserland. Een voorbeeld. Op 5 februari 1923 schrijft het Algemeen Handelsblad: “Onze Parijse sportcorrespondent seint: Mej. Schrier heeft haar match van 6000 punten groot biljart cadre 45 c. M. tegen Andre op schitterende wijze gewonnen.”
Ze gaf vier jaar achtereen les en demonstraties in kunststoten op een biljartacademie in Parijs aan de Boulevard des Capucines. Ze ging kader spelen omdat ze, naar eigen zeggen, libre te eenvoudig vond. In Schiedam maakte ze eens zo'n partij over 500 caramboles in één beurt uit. Die partij vond ze desgevraagd haar beste prestatie ooit.
Drankvergunning
Jaap Labrujère, oud-voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Biljart Bond (KNBB) district Delta Zuid-West, heeft Lies Schrier nog gekend. De eerste zeven jaar van zijn leven woonde hij met zijn moeder in café Veldzicht in Domburg. Zijn opa, Leus Maas, was daar van 1928 tot 1959 kastelein, maar had geen volledige drankvergunning. Toen in 1944 het café van de familie Schrier door bommen zwaar was beschadigd, stopte vader Schrier met zijn bedrijf. Jaap Labrujère: “Mijn opa nam het biljart én de volledige vergunning, die was destijds nog persoonsgebonden, over. Dus op de gevel van Veldzicht werd toen een wit geëmailleerd bordje geschroefd met daarop in zwarte letters: Volledige vergunning én de naam Schrier. Ik weet nog goed dat iedere zaterdagmorgen om elf uur Willem, de broer van Lies, om het vergunningsgeld kwam. Hoeveel dat was weet ik niet. Wel zie ik de hand van mijn opa dan naar de geldlade gaan om hem contant uit te betalen. Als kind dacht ik: dat is raar, die man krijgt gratis koffie en geld toe. Mijn opa was door die vergunning dus gebonden aan de Schriertjes. Daar had hij ontzettend de pest aan, want hij wilde van niemand afhankelijk zijn. Maar wat was in die tijd een café zonder jenever? Lijs, zo werd ze in Domburg genoemd, kwam op het haar bekende biljart geregeld oefenen. Vaak kwam ze onder etenstijd, wat mijn opa maar ergerlijk vond. Hij moedigde me wel aan om te gaan kijken in de zaal, als zij in haar eentje aan het biljarten was. Ga maar kijken, daar kun je nog wat van leren.” Of Jaap daar iets van opgestoken heeft, kan hij zich niet meer herinneren. Wel vond hij dat ze vriendelijk tegen hem was, ook al omdat hij zelf toen al een beetje biljartte. Voor zijn zestiende verjaardag kreeg Jaap van zijn opa niet de brommer waar hij zo op had gehoopt, maar de keu van Lies. Het was een dameskeu, zo’n 10 à 15 centimeter korter dan de keu waar de meeste mannen mee spelen, en iets lichter in gewicht; een sierlijk bewerkte en deelbare keu waar drie verschillende ‘top-eindes’ op geschroefd kunnen worden. Jaap wil best even voordoen hoe hij thuis op zijn biljart met die keu een verzamelstoot tot een goed einde brengt, dat wil zeggen de carambole maakt en de ballen alle drie de hoek in stuurt. “Ik zal wel wat zuur gekeken hebben bij dat cadeau, want mijn opa vroeg: ‘Bin je nie blie mee die keu?’”
Jaap Labrujère vindt het weinig aannemelijk dat Lies Schrier volledig autodidact was en hij vraagt zich nog steeds af van wie ze dan toch dat biljarten geleerd heeft. Op vergaderingen van de KNBB in den lande vroeg Jaap biljarters hem te helpen bij het verzamelen van informatie over Lies Schrier. Dat leverde diverse foto’s en krantenstukjes op, waarvan hij nu niet meer precies weet waar hij die vandaan heeft. Zo vernam Jaap Labrujère ook dat Lies Schrier bevriend was met schilderes Charley Toorop, die haar op het schilderij ‘Boerenherberg’ met een interieur van café De Valk in Westkapelle heeft afgebeeld. “Ze konden het blijkbaar goed samen vinden, waren allebei nogal eigenzinnig en non-conformistisch in hun gedrag. Ze droegen mannenkleding en rookten sigaren.” Lies speelde nog met ivoren ballen. Jaap heeft dat ook weleens geprobeerd, maar merkte toen meteen dat daarmee spelen heel wat moeilijker is. Als spelers overgingen van ivoren ballen op ballen van kunststof dan ging, volgens hem, hun moyenne aanmerkelijk omhoog.
Courage
De Telegraaf schreef op 17 december 1924: “Mej. L. Schrier heeft een uitdaging gericht tot de Amerikaanse kampioene mevrouw Bos-Hywood die thans in Nederland vertoeft.” Daaruit blijkt dat ze moedig was. Jaap vond het ook frappant dat ze in 1945 – Domburg was nog maar net bevrijd en het land lag nog in puin – alweer naar Parijs ging om daar demonstraties te geven. Reizen was toen nog gecompliceerd en in elk geval nog weinig comfortabel. “Ook dat vergde volgens mij in die tijd heel wat courage.”
Jaap heeft twee keer een demonstratie van haar meegemaakt. Die uit 1958 in café Veldzicht, hij was toen 13 en Lies Schrier 71 jaar, staat hem nog glashelder voor ogen. “In het gewone leven was ze niet zo spraakzaam, maar als ze aan het biljart uitleg gaf, was ze eloquent, een fantastische spreekster. Ze betrok mensen uit het publiek erbij door ze naar voren te halen, uit te nodigen een bepaalde stoot te maken. Zo kondigde ze ook eens aan dat haar speelbal via de band het biljart zou verlaten om met een sierlijke boog over de toog in de spoelbak te belanden. Warempel. Plons. Ik heb het met eigen ogen gezien, anders zou ik het niet zomaar geloofd hebben. Al stond het biljart hooguit twee meter van de tapkast, ik vond dat fantastisch. Later heb ik van professionele biljarters en kunststoters begrepen dat zo’n kunstje niet al te moeilijk is.” Volgens Jaap Labrujère, die de archieven van de KNBB doorzocht, kunnen we de haar toegedichte titels met een korreltje zout nemen. Omdat ze geen amateurstatus had, mocht ze niet meedoen aan bijvoorbeeld een Nederlands kampioenschap biljarten. Ook al werden de titels Wereldkampioene en Nederlands kampioene door de krant graag voor haar gebruikt, Jaap stelt dat de titels door haar nooit behaald kunnen zijn, omdat ze als professioneel speelster niet mee mocht spelen. In de archieven van de Koninklijke Nederlandse Biljartbond (KNBB), die sinds 1911 bestaat, is niets over haar te vinden. Ze is ook nooit lid geweest van de KNBB.
Waardige onderwijzeres
Een journalist van het Eindhovens Dagblad schreef op 16 april 1952 dat Lies Schrier eruitzag als een vriendelijke dame die nog nooit van haar leven een café van binnen had gezien. Als een waardige onderwijzeres die zo langzamerhand aan haar pensioen ging denken. En helemaal niet als een beroepsbiljartster die haar halve leven door Europa had gezworven, cheffin was geweest van het Palais des Billards in Parijs, demonstraties gaf aan de Côte d’Azur en wedstrijden had gespeeld tegen Europese topspelers. Haar officieuze titel van wereldkampioene zou ze volgens de verslaggever in 1933 te Berlijn behaald hebben door de vrouw te verslaan die zich deze titel had aangemeten in een biljartmarathon van 10.000 caramboles. “Lies Schrier liet de titelhoudster op nog geen 1000 staan. Nadien is zij nooit meer door een vrouwelijke biljartster verslagen. Vandaar haar wereldtitel.”
Bij zijn genealogisch onderzoek naar de Zeeuwse familie Schrier vond Henk van Heijst een foto uit 1916, gemaakt in Groningen, waarop Lies Schrier onder het toeziend oog van drie besnorde heren in driedelig pak met horlogeketting, aan het biljarten is. Verder onderzoek, als eerbewijs aan de hoofdpersoon, vond hij op zijn plaats. Van Heijst en Jaap Labrujère zochten bijeen wat er zoal bekend was over Lies Schrier. Dat werd inclusief foto’s, twee bijlagen en een bronvermelding, een document van in totaal twaalf A4’tjes. Daarbij is vooral geput uit het al eerdergenoemde artikel in De Biljarter dat verschenen was in december 1916. Hun werkstuk werd niet officieel gepubliceerd, maar verspreid onder vrienden en bekenden.
In 1952, Lies was toen 65, toerde ze nog altijd acht maanden per jaar – wellicht noodgedwongen, want AOW werd immers pas vijf jaar later ingevoerd – door Nederland en België. De overige vier maanden woonde ze in Domburg. Ze speelde dan eerst tegen de sterkste mannen ter plekke om daarna het publiek te betoveren met kunststoten. De advertenties waarin haar optredens werden aangekondigd, werden stilaan kleiner, al werd een ronkende titel altijd wel vermeld.
Albertus Jellema, die tien jaar was toen Lies in 1962 stierf, omschreef haar als heel bescheiden en totaal onopvallend in Domburg. “Ik herinner me haar de stoep vegend of binnen achter de geraniums.” Volgens hem zou ze écht op het wereldtoneel gestaan hebben, en niet enkel op dat van Europa, als de geplande tournees naar de Verenigde Staten en India door waren gegaan. De Tweede Wereldoorlog gooide echter roet in het eten.
De PZC deed kort verslag van haar overlijden en meldt dat aan de groeve het woord gevoerd werd door wethouder Seijdel, die ten overstaan van een dertigtal aanwezigen memoreerde dat mejuffrouw Schrier een geziene figuur was. Terloops meldt de krant nog dat zij in 1900 de eerste in Domburg was met een auto. Dat laatste is weinig aannemelijk. Lies Schrier is immers geboren in 1888 en zou dan dus op haar twaalfde al autogereden hebben. Volgens het CBR reden er in 1900 in Nederland ook pas tweehonderd auto’s rond. Een rijbewijs was rond die tijd nog niet nodig. Pas met ingang van september 1927 werd een praktisch rijexamen vereist. Ze zal, pas jaren later maar nog altijd opmerkelijk vroeg, autogereden hebben, omdat haar ouders als eersten in Domburg een auto aanschaften.
Krijt uw topje
Nu dan terug naar de opmerking dat de Walcherse vrouw blijkbaar niet biljart.
Vraag de wat betere biljarters op Walcheren, spelers met een moyenne vijf of meer, hoeveel mensen er in 2023 in clubverband biljarten, dus niet poolen of snookeren, nee ‘echt’ biljarten en ze komen tot een schatting van vierhonderd. Hoeveel daarvan zijn vrouw? Dan lopen de voorzichtige schattingen uiteen van vijftien tot twintig. Opmerkelijk genoeg het percentage van vier à vijf dat ook de NRC eind vorige eeuw vermeldde. Zo’n veertig à vijftig jaar geleden waren er – te zien op foto’s in de Beeldbank Zeeland – nog meerdere vrouwenbiljartclubs. In Vlissingen speelden vrouwen in café Thor onder de naam ‘Krijt Uw Topje’.
Dertig jaar geleden telde Middelburg nog pakweg tien cafés met een biljart. Biljarts met een tellertje in de lange band. Wie nu ‘echt’ wil biljarten, kan nagenoeg alleen nog terecht in wijkcentra, verpleeghuizen en een enkele voetbalkantine. Vrijwel elke biljartclub op Walcheren kampt met een teruglopend ledenaantal. Vandaar de sombere voorspelling dat over tien à twintig jaar het Franse biljart op Walcheren uitgestorven is. Tenzij … tenzij vanaf nu alle biljarters kinderen, kleinkinderen, buren en bekenden meenemen, in de wetenschap dat enthousiasme besmettelijk is.
Bronnen
E-mailverkeer met Albertus Jellema.
Gesprekken met Jaap Labrujère.
Krantenbank Delpher.