Onder de titel “Aardbergen in het vlakke land” hield, op 19 november 2008, archeoloog drs. J. Hvan Doesburg van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschappen en Monumenten een lezing over vliedbergen in Zeeland voor de leden van de Heemkundige Kring Walcheren.
Vliedbergen: tussen motteversterkingen en huisterpen
Het fenomeen vliedbergen staat al heel lang in de belangstelling. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw is er veel onderzoek naar gedaan. In de laatste jaren zijn weer onderzoeken verricht, waardoor nieuwe inzichten zijn ontstaan. Men gaat er nu van uit dat er twee- tot driemaal zoveel vliedbergen waren als op dit moment.
Op Zuid-Beveland waren veel vliedbergen, op Walcheren nog meer. Jacob van Lennep maakte gewag van vliedbergen in zijn dagboek tijdens zijn voetreis door de Nederlanden in 1823: “Vooral de zogenaamde vliedbergen, waarover zoveel getwist wordt, trokken onze aandacht. De bergen worden toegeschreven aan de Denen of Romeinen (…) of ze maken er offerplaatsen, toespraak plaatsen of zegemonumenten (…) van.”
In 1992 werd begonnen met de inventarisatie van op schrift gestelde werven. Vroeger werd een vliedberg “werf” genoemd en vanaf 2007 begon de inventarisatie van kastelen en buitenplaatsen.
De heer Van Doesburg noemde enige archeologische waarnemingen en onderzoeken in vorige eeuwen, waaronder het onderzoek naar de werf bij Buttinge door Halbertsma in 1953. Het betreft een tweeperioden heuvel met bewoningssporen op een circa 1 meter hoge kernterp. Ook werden sporen gevonden van een gebouw van 9 bij 16 meter op een rechthoekig platvorm van 24 bij 16 meter (tiende eeuw). Een gracht werd niet gevonden.
De oudste kernterpen liggen op Schouwen en Walcheren en dateren uit de laat-Karolingische tijd. De vliedbergen op de overige Zeeuwse eilanden en in Zeeuws Vlaanderen dateren uit de elfde, twaalfde eeuw. Het einde van de gewoonte om kernterpen op te werpen ligt rond circa 1200. In de veertiende eeuw is het afgelopen met de vliedbergen. Waarschijnlijk door veranderde omstandigheden zoals het begin van de aanleg van ringdijken en vanwege andere politieke machtshebbers. Defensief stelden de vliedbergen niet veel meer voor door de uitvinding van het buskruit. De volgende gedachten bestaan over de functies van vliedbergen: offerhoogte, woonplaats, begraafplaats, vluchtheuvels, stelbergen (opslaan gewassen), kasteelbergen en versterkingen.
Op Walcheren zijn er nog negentien vliedbergen waarvan er zes enigermate archeologisch onderzocht zijn. Dertien bergen met gracht en twee met voorburcht en meerdere tweeperioden heuvels uit de periode elfde tot dertiende eeuw. Vliedbergen worden gedateerd aan de hand van gevonden aardewerk. Bebouwing wordt aangetoond door het vinden van bakstenen in de eventueel omringende gracht. De meeste vliedbergen zijn nu archeologische monumenten en mogen daarom niet zomaar onderzocht worden.
Gedachten over genese van de Zeeuwse vliedbergen:
- Ontstaan in de negende eeuw, gebruikt als woonplaats en voor stalling van vee.
- Opkomst van lokale elite groepen (rijke boeren) leidt tot het verder verhogen van een deel van de bestaande verhoogde woonplaatsen tot kernterpen. In eerste instantie heeft de vliedberg een defensieve functie, maar het is zeker ook een uiting van status.
- Leden van adellijke geslachten en machtige boeren bouwden bergen die in één keer opgeworpen zijn.
- Op hoge bergen stonden torens van hout of later ook wel van baksteen.
- Incidenteel groeide een hoge berg uit tot een volwaardig kasteel, zoals de berg van Troje te Borssele.
Nog lang niet alle vragen over het fenomeen vliedberg zijn beantwoord en het onderzoek zal worden voortgezet.